Markante woorden
Wie de kracht van de woorden niet kent,
kan de mens niet kennen. (Confucius)
ASCESE = godsdienstige leer die de lichamelijke versterving zoekt om een hogere trap van geestelijke volmaaktheid te bereiken.
ANTI-IDOLATRIE = beeldendienst , elke godsdienstige verering van een stoffelijk voorwerp. (Syn. Afgoderij)
ANTROPOLOGISCH = (ethische) = leer van de mens als natuurhistorisch wezen.
ATAVIS ET ARMIS = overleving en zonder dralen gewapend.
CRYPTE = verborgene
ESOTERISCH = bestemd voor de ingewijden, de deskundigen. Synoniem is geheim. (Tegenovergestelde: exoterisch.)
EXOTERISCH = ook voor oningewijden bestemd, algemeen begrijpelijk.
Esoterisch = wijsheid - Exoterisch = kennis
INITIATIE = symbolisch een overgang evoceren (voor de geest roepen – syn. oproepen).
INZICHT leidt tot transcendentie = het te boven gaan van de ervaring, het feit van bepaalde grenzen (m.n. die van de ervaring) te overschrijden.
INWIJDING : door “Inwijding” kan men inzicht verwerven in een groter geheel.
ESCHATOLOGISCH (Schatos = grieks voor uiterst, laatst) = leer van de laatste dingen, in de dogmatiek al wat geleerd wordt aangaande het lot van de mens na de dood, het oordeel enz… leer van de uitersten.
HAR MEGIDDO = op de heuvel van Megiddo (waar de ultieme slag heeft plaatsgevonden tussen de Hebreeuwen en de Romeinen). Later door Constantijn.
Gewijzigd in “ARMAGEDDON”. De strijd tussen het goed en het kwaad, tussen licht en duisternis. Het einde van alles. Het laatste oordeel waar de goede Christenen zullen worden gered.
HELLENISME = de Griekse beschaving zoals deze zich in Europa, Azië en Afrika vertoont, na de val van Alexander de Grote.
HELLENISEREN = de Griekse beschaving volgen.
KRONOS : meetbare, economische tijd. Wordt uitgebeeld door “een oude man met een zandloper.”
KAIROS = juiste moment, verandering, inspiratie. Wordt uitgebeeld door “een jonge god, met vleugels, een kale schedel met daarop een wapperende haarlok.
ODYSSEE = (Grieks) volksepos op naam van Homerus in 24 zangen; het verhaalt de zwerftochten van Odyssee na de val van Troye.
ORTHODOXE of apostolische traditie: eiste een letterlijk geloof in de canonieke teksten.
PANTHEON = 1. het geheel van de goden (een aan alle goden gewijde tempel). 2. eregebouw voor de overleden beroemde mannen van een land.
PLEROMA = volheid
SOFISME = spitsvondige, maar geen steekhoudende redenering.
STOA = zuilengang zoals die in steden van Oud-Griekenland, langs de zijden van de markt pleinen en langs gehele straten, alg. werd aangetroffen en waarin vaak lezingen werden gehouden.
STOÏCIJN = 1. volgeling, leerling van Zeno van Citium (300 v.Chr.) de stichter van de Stoïcijnse wijsbegeerte. 2. (stoïcijnse, de) iemand die leed en pijn onverstoord en zonder klagen draagt
STOÏCISME = 1. Leer van Zeno, die leert slechts de rede te volgen, de hartstochten uit te bannen en het leed te verachten. 2. onverstoorbaarheid in pijn, leed of moeilijkheden.
SUBSTITUUT = Het vervangende.
SYNCRETISME = versmelting van wijsgerige en religieuze opvattingen en meningen van verschillende herkomst , zonder dat de tegenstrijdigheden worden opgeheven en een diepere synthese wordt bereikt.
TRADITIE = komt van…..in de beginne.
THEOGONIE = leer van de geboorte en afstamming der goden.
TRANSCENDENTAAL = hetgeen dat buiten de ervaring ligt. (Syn. bovenzinnelijk, buiten zintuiglijk).
TAUTOLOGIE = herhaling van eenzelfde denkbeeld met een andere uitdrukking.
UTOPIE = denkbeeldig; syn. droombeeld.
VIERKANT = werd als symbool van het aardse verbonden met de cirkel als symbool van het hemelse. De daaruit ontstane achthoek geldt in de oude getallensymboliek als synoniem voor de eeuwigheid.